Song City Zottegem 2008

CD aankopen 30 juni 2008 week 27
 

Vandaag vielen ‘Teenage head’ en ‘Flamingo’ van The Flamin’ Groovies in de bus. Deze beide cd’s deden me beseffen dat Mie met haar reacties bij een eerder bericht gelijk had: ik moet af en toe wat vrolijkere muziek toelaten in mijn leven. Mind you, ik zal nooit kunnen genieten van zonnige latin muziek en mijn madam moét me absoluut laten colloqueren als ik ooit vrijwillig en spontaan naar Clouseau, Born Crain, Marco Borsato, Udo of Britney zou luisteren. Dat zou immers pas hét ultieme bewijs zijn dat ik helemaal zot begin te worden. Maar zo lang ik nog bij mijn volle verstand ben, geniet ik graag tussen 2 Steve Von Till luistersessies door van bijvoorbeeld de vrolijke, energieke, levenslustige muziek van The Flamin’ Groovies. Onlangs ontdekt dankzij Guy. Een mens vraagt zich daarbij af waarom ‘Sticky fingers’ wél en ‘Teenage head’ niét een klassieker werd destijds. Beide platen verschenen in 1971 en zelfs Mick Jagger vond de plaat van The Flamin’ Groovies stukken beter. Dat vind ik nu ook weer overdreven van Mick. Wat mij betreft had ‘Teenage head’ gerust naast ‘Sticky fingers’ een klassieker mogen worden. Ik vind beide platen even gemeen, rauw en energiek en ze geven me beiden een ferme stamp in mijn kloten. Oftewel het onderbuikgevoel. Rock ‘n roll zoals Rock ‘n roll ooit bedoeld was, quoi.

Om maar te zeggen: onder andere The Rolling Stones en nu ook The Flamin’ Groovies zijn mijn idee van vrolijke muziek. Je mag mij daarvoor gerust voor elitaire klootzak uitschelden; ik zal het niet eens proberen te ontkennen. Meer nog: je hebt volkomen gelijk. Het zij zo. Ik ben nu ook éénmaal een mens en iedere mens heeft zo zijn tekortkomingen. Ik geef je echter géén gelijk als je mij voor elitaire, bekrompen klootzak uitscheldt. Bekrompen ben ik immers allesbehalve. Bewijs daarvan: mijn cd aankopen van dit jaar tot nog toe en de 25 jaren daarvoor. Mijn platencollectie verraadt immers dat mijn muzieksmaak al 25 jaar evolueert en ik ben daar zeer blij om. Ik heb immers medelijden met mensen die al 25 jaar of langer zweren bij Bon Jovi, Eagles, Dire Straits, Queen, Meat Loaf, The Cure, Depeche Mode of Bryan Adams en ook maar niet genoeg kunnen krijgen van de zoveelste Top 80 van de jaren ‘80 of dergelijke. Zij zijn blijven stilstaan en weigeren te geloven dat er ook vandaag nog boeiende muziek gemaakt wordt. Hun enggeestige credo “in onzen tijd was het allemaal veel beter” deel ik niet. “In mijnen tijd” was het overigens Nirvana. Nirvana was goed, maar Nirvana was vooral toén. De platen hebben hun plaats gekregen in de rockgeschiedenis en in mijn cd collectie. Maar ik ben er gelukkig niet bij blijven stilstaan. Ik heb later britpop omarmd, en nog later hiphop, en nog later indie en de laatste jaren verdiep ik me in de onuitputtelijke bron van de rootsmuziek. Verdiepen mag hierbij niet verward worden met stilstaan of enggeestig. Meer zelfs. Verdieping in de muzieksmaak getuigt méér van ruimdenkend zijn dan een brede muzieksmaak hebben. Dat laatste is tenslotte maar een oppervlakkige manier van muziekbeleving.

Ik heb ook medelijden met zwakzinnigen die vinden dat lokale idolen als Born Crain en Udo het summum zijn van de hedendaagse muziek. Hun muzikale actieradius reikt dan ook niet verder dan hetgeen Q Music of Donna hen opdringt. Dat soort marginalen stond mekaar zondag op Song City in Zottegem te verdringen om hun gecreëerde idolen aan te moedigen. De hele familie mocht daarbij delen in de vreugde. Het leek wel de jaarlijkse CD&V familiehappening. Ik hoorde Born Crain overigens tot vervelens toe het naïeve ‘Walking in the sun’ herhalend zingen, en ik besefte: “Shit! De kranten hadden gelijk! Minstens de helft van Vlaanderen zit inderdaad aan de coke!” Temeer omdat de meerderheid van het aanwezige publiek dat liedje en de zanger ervan – een vrolijk, eeuwig lachend, schijnbaar zorgeloos moederskindje volgens mijn madam – nog scheen te appreciëren ook. Appreciatie die tot mijn verbazing geheel en al verdween toen Levende Legende Bob Neuwirth daarna het podium beklom. Bob scheen datzelfde publiek, dat even voordien een niemendal als Born Crain nog op handen had gedragen, uitermate te irriteren. Zij lieten hun ongenoegen blijken middels aanzwellend geroezemoes, ongenoegen en gegeeuw. Men kende zelfs zijn klassieker ’Mercedes Benz’ niet eens. Ik slikte, zweeg, maar dacht bij mezelf: “Welkom in het Vlaanderen van Yves Leterme! Waar lokale, in het grote geheel niets betekenende nontalenten helden zijn en de echte Helden die op wereldniveau muziekgeschiedenis geschreven hebben, gehoond worden.” Nooit eerder was ik me zo bewust geweest van de Vlaamse bekrompenheid. Ik kon het als het ware voélen. Er is écht iets fundamenteel mis met Vlaanderen. Vlaanderen is ziek. De patiënt lijdt aan een zware depressie want zit met een énorm minderwaardigheidscomplex en uit de frustraties daaruit voortvloeiend onder andere door lokale niemendallen onterecht op te hemelen boven de écht grote, betekenisvolle songschrijvers van deze planeet. Om nog maar te zwijgen over de politieke en communautaire uitingen van frustratie. Maar goed, aan politiek doe ik hier niet meer; in die val trap ik geen tweede keer.

Gelukkig kondigde de organisatie op het einde aan dat dit de laatste editie van Song City zou zijn. Dit merkwaardige fenomeen verdient immers geen lang leven. Het idee van een paar echte songschrijvers samen met lokale idolen op te sluiten gedurende een week om samen songs te zitten schrijven is waanzinnig. Zo’n kunstmatige, opgedrongen manier van songs creëren wérkt niet. Men beschouwt songs schrijven op die manier teveel als een vak zoals ’timmerman’ ook een vak is. Met emoties heeft het niks meer te maken en op die manier kan iedereen het leren. Of zoals Radiohead in 1993 al zong: ‘Anyone can play guitar’. Echte, passionele kunstenaars die echter de natuurlijke factoren ’magie’ en ’talent’ meegekregen hebben, schrijven hun songs dan ook bij voorkeur ’s nachts als het gemoed vol en de fles leeg is en de inspiratie spontaan en rijkelijk uit hun hart of buik vloeit. Schrijven met het verstand versus schrijven vanuit een buikgevoel dus. Eén keer raden welke methode de meeste “hits” oplevert. Zulke songschrijvers noemt men niet voor niets “broodschrijvers”.

De Song City organisatie beweerde dan ook dat er de voorbije week een tiental hits geschreven werden. Hits, daar had je het woord. “What the fuck do I care about hits, you cunt!”, dacht ik alweer bij mezelf. Bij zo’n gelegenheden moet je immers op je woorden letten. Het overgrote marginale merendeel van het publiek zou anders nogal eens gechoqueerd kunnen reageren. Zelfs Elliott Murphy zou enkele hits geschreven hebben. Dat zou dan ook de eerste keer zijn. Want Elliott heeft nooit eerder in zijn 35jarige carrière een hit gehad of geschreven. Hij heeft wel tientallen klassiekers geschreven, dat wel; maar m
en verwart al te vaak “hits” met “klassiekers”. ‘Stairway to heaven’ is een klassieker maar werd nooit een hit; het werd zelfs nooit uitgebracht als single. Maar goed. Als Born Crain of Udo binnenkort een hit heeft met een song van Elliott Murphy dan is dat vooral de verdienste van de uitvoerder. Elliott Murphy zou immers nooit onder eigen naam met dezelfde song een hit kunnen scoren. Het grote publiek kent immers Udo. Niet Elliott Murphy. De schrijver van de hit laat hen volkomen koud, de uitvoerder niét. Dát is het grote verschil. 

Op Song City zag ik trouwens de Elliott Murphy die ik niét graag zie: Elliott, de crowd pleaser, de Elliott met sterallures, de Elliott met een ego van hier tot in Tokio Hotel, de Elliott die nog in een roes verkeerde van ’s vrijdags samen met Bruce Springsteen voor tienduizenden Springsteenfans te spelen, de Elliott die slechte karaoke versies brengt van ‘Like a rolling stone’ en ‘Gloria’ waarvan hij de strofes niet eens voldoende kent. Maar ik vergaf het hem. Elliott verdient immers het applaus dat hem daarbij te beurt viel. Alsook de tieten die hem nadien aangeboden werden om te signeren. Ik gun het hem van harte. Hij heeft me al zoveel plezier en genot bezorgd in intiemere kring tijdens concerten in ondermeer Sint-Truiden en Marke en de AB. Maar ik vergeef het hem ook omdat dit het eerste concert was dat onze 5jarige dochter meegemaakt had. En ik zag haar van op een afstand met volle teugen glunderen en genieten samen met haar moeder, mijn madam. Tja, dit leek tenslotte de jaarlijkse CD&V familiehappening, nietwaar. Ze was zo dolenthousiast dat ze al niet meer kan wachten tot een volgend concert. En dat maakte me overgelukkig. Haar enthousiasme is immers nog puur. Zij is nog niet vergiftigd met muzikaal elitarisme of muzikale bekrompenheid of beiden.

Op zo’n momenten hoop ik dat Martin Pulaski gelijk krijgt met zijn reactie laatst op de aankondiging van mijn dood. Dankzij vrolijke, slecht gebrachte karaoke versies van ‘Like a rollling stone’ en ‘Gloria’ wil ik ook graag geloven dat ik minstens 80 jaar oud zal worden. Dan wil ik mijn nachtmerries ook niet letterlijk interpreteren, maar ga ik ook de eventuele dieper liggende betekenissen ervan inzien. Bij deze gelast ik dan ook mijn geplande begrafenis op 080808 af. Reeds gereserveerde tickets worden niet terug betaald en zijn niet cumuleerbaar met andere evenementen @ Roen’s Ranch. Pech.