Album Top 50 van 2018: Voorwoord

tourmaletMijn 2018 begon met een financiële aderlating van jewelste vanwege de aankoop van mijn nieuwe racefiets. Inmiddels hebben Gertrude – zo heet mijn racefiets – en ik al meer dan 12000 km afgelegd en heel wat onvergetelijke, dolle avonturen beleefd, met de Pyreneeën-tochten met de wielerclub als heroïsche hoogtepunt. Spannende avonturen ook, want ondanks het feit dat mijn fiets goed verlicht is en ik een geel fluohesje draag, zijn er iedere rit wel enkele automobilisten die er toch in slagen om me bijna van mijn sokken te rijden. “Maar ik had u echt niet gezien meneer!” krijg je dan telkens op je neus van die blinde mollen als je even later aan een gesloten spoorwegovergang of rood verkeerslicht de kans hebt om hen daarop attent te maken. Ja, een mens maakt al eens het een en ander mee terwijl hij per fiets verdwaalt langs Vlaamse en Waalse wegen. Dat het landschap zienderogen verdorde en veranderde in een woestijn tijdens de ellendig lange, kurkdroge zomer van 2018, bijvoorbeeld. Maar ook het steeds groter wordende contrast tussen het rijke Vlaanderen en het arme Wallonië is iets dat steeds harder opvalt. Fietsen wordt op die manier een beetje tijdreizen. Slechts acht kilometer moet ik fietsen om de taalgrens over te steken en aldus teruggeflitst te worden naar 1978. Hier en daar zie je dat 2018 al doorgedrongen is, maar meestal gaat het dan om nederzettingen van rijke Vlamingen die er een goedkope lap grond hebben gekocht en er vervolgens een moderne, enorme stadsvilla hebben neergeplant. Wie de sfeer van de jaren ‘70 en ‘80 eens wil opsnuiven, raad ik in ieder geval van harte aan om vergeten dorpjes als Steenkercque, Lens, Chièvres, Gages, Horrues, Deux-Acren, Jurbise, Attre, Baudour, Saint-Ghislain, Beloeil en Brugelette of steden als Lessines, Ath en La Louvière te bezoeken. Hoe dieper je je in Henegouwen begeeft, hoe meer de armoede toeneemt en de sfeer bijgevolg naargeestiger wordt. Oude, vervallen, doch nog bewoonde boerderijtjes staan op instorten. Ramen en deuren van de meeste arbeidershuisjes hebben in decennia geen likje verf meer gezien. Daken en dakgoten zijn tot de naad versleten, de muren zijn compleet doordrongen van vocht en soms hoor je al eens het geroep en getier van een ruzie dat je via de enkele beglazing komt tegemoet gewaaid. Eén van mijn beste fietsmaatjes voelde zich niet op haar gemak, toen ik deze door God en Klein Pierke vergeten streek met haar in de zomer verkende. Dat die wantoestanden ooit eens tot protest zouden leiden, verbaasde me dan ook niet, toen de Henegouwers enkele maanden geleden naar het voorbeeld van hun Franse broeders massaal gele fluohesjes aantrokken en vervolgens de straat opgingen om strategische brandstofdepots te blokkeren en in Brussel de boel kort en klein te slaan. De dure diesel was de druppel die de overvolle emmer van jarenlange opgekropte woede en frustraties tegenover onze verzamelde balorige Belgische en wereldvreemde Europese politici deed overlopen. Dat komt ervan als je decennialang een hele streek behandelt als betrof het een plaatselijk Fukushima of Tsjernobyl, waarvan de besmette inwoners in quarantaine werden geplaatst. Brussel brandde, maar de revolutie werd op schandelijke wijze met een nooit eerder geziene politionele machtsontplooiing vroegtijdig de kop ingedrukt. Voorlopig althans, want deze moe getergde mensen ga je echt niet paaien met dure, holle begrippen als ‘de (ver)kracht(ing) van verandering’, ‘duurzaam beleid’ en ‘confederalisme’. ‘Koopkracht’ hebben ze in hun miserabele leven nog nooit gekend en dan komt daar zo’n arrogante, volgevreten N-VA-blaaskaak dreigen met de ‘degressiviteit van de werkloosheidsuitkering’. Geen wonder dus dat de Henegouwers zich blijven vastklampen aan hun laatste strohalm die de PS is. Hoe het ook zij; de eerste veldslagen werden verloren, maar de oorlog is nog lang niet voorbij. Ik voorspel dan ook dat de strijd in 2019 pas echt zal losbarsten. Er staat ons, arm gepeupel, immers nog grimmige, bikkelharde sociaal-economische, extreem-rechtse tijden te wachten. Zeker als je in de recentste peilingen ziet dat de simpele, arme Vlaming ondanks alles in de val van extreem-rechtse partijen als N-VA en VB blijft trappen. Jazeker, N-VA mogen we na hun kortstondige, vuile haatcampagne van enkele weken geleden gerust extreem-rechts noemen. Theo Twitter is voorlopig nog god in Vlaanderen, maar pas op, want daar komt Dries Van Langenhove; een nog veel gevaarlijker sujet dat onlangs een bijzonder venijnige, door zijn publiek fel gesmaakte speech afstak tijdens de ‘Mars tegen Marrakesh’. Als je dacht dat het niet meer somberder kon, ga dan maar eens op youtube briesende Driesje zijn integrale haatspeech beluisteren en sidder. Het enige verschil tussen Dries en Adolf is een snorretje, maar hij werkt eraan. De verkiezingen van 2019 beloven niets goeds. En dan gaat ondertussen, terwijl we met z’n allen lekker aan het ruziën zijn, ons klimaat vrolijk verder naar de wuppe. Wie weet tot wat een desastreuze rampen dat nog gaat leiden. We ain’t seen nothing yet.

Hoe schrijnend de toestand er ook is; toch fiets ik graag en veel naar bovenvermelde rustige, Henegouwse dorpjes. De aanblik ervan brengt me als vanzelf terug naar pakweg 1983, toen het leven nog simpel en ik nog jong, knap en intelligent was. Ach, ik ben inmiddels stokoud en versleten en verlang met weemoed terug naar die goeie, ouwe tijd dat de CVP het land nog regeerde en Vlaanderen nog sterk verzuild was. Niet dat ik een tsjeef was of ben, maar toen was er tenminste nog zekerheid en structuur. Vandaag heersen onzekerheid en chaos. Ik zie me nog staan in mijn paterskleed in de kerk, samen met al mijn klasgenootjes -de meesten zijn ondertussen ook allemaal extreem-rechtse klootzakken geworden, zie ik op facebook – die zonovergoten lentedag van mijn Plechtige Communie, ergens in het voorjaar van 1986. In die dagen bepaalden internet, smartphones, tablets, apps en asociale media ons leven nog niet en my hometown Halle was maar liefst vijf platenwinkels rijk. Nu vind je in Halle enkel nog een paar verdwaalde platenbakken in een verloren verdomhoekje van een hippe concept store waar je voor het overige vooral scooters en peperdure merkkledij vindt. De Halse platenwinkels werden allang op brutale wijze door de wrede piraten van The Pirate Bay vermoord. Een en ander leidde ertoe dat ik dit jaar, overmand door zoveel nostalgie, veel oude muziek uit mijn jeugd beluisterde. Ik haalde jarenlang onaangeroerde jaren ‘80-compilaties uit de kast en de lang vergeten hits van Duran Duran, A-Ha, Pet Shop Boys, Pepsi & Shirlie, Wham!, Jason Donovan, Kylie Minogue, The Wee Papa Girl Rappers, Mel & Kim en Sly Fox voerden me vanzelf terug naar de tweede helft van de jaren ‘80 en zodoende naar mijn schamele, niet geïsoleerde zolderkamertje, waar ik iedere week naarstig en zorgvuldig mijn persoonlijke top 30 in schriftjes noteerde. Een top 30 die overigens niet zoveel verschilde van de officiële top 30, maar goed. Tot mijn grote blijdschap botste ik op een mooie voorjaarsdag in onze schuur op enkele goed verborgen dozen, waarin ik mijn honderden verloren gewaande, oude cassettes terugvond. Deze onschatbare archeologische vondst katapulteerde me pas echt terug in de tijd toen ik onder meer de integrale uitzending van de top 100 van 1987 op radio Veronica en integrale uitzendingen van de Afrekening uit 1992 en 1993 op Studio Brussel hoorde. Ik kon de tranen van weemoed nauwelijks bedwingen toen de nog jonge, vertrouwde stemmen van radiomakers als Jeroen Van Inkel, Rob Stenders, Lex Harding, Erik De Zwart en Stefan Ackermans me via die oude geluidsdragers uit een lang, vervlogen verleden kwamen aangewaaid. Vervolgens haalde ik mijn oude Afrekening-cd’s uit de kast en beluisterde ik wekenlang oude, vergeten Studio Brussel-hits van onder meer Collective Soul, Blind Melon, Soul Asylum, Burma Shave, Cypress Hill, New Fast Automatic Daffodils en The Sands. Tot overmaat van ramp werd ik in diezelfde periode op facebook uitgedaagd om honderd favoriete platen in evenveel dagen te bespreken. Een uitdaging waarin ik overigens gigantisch faalde. Toch zal ik de opdracht afmaken, maar er is geen haast meer bij. In ieder geval ging ik dankzij die uitdaging nog dieper in mijn geheugen en platencollectie graven en zodoende delfde ik vergeten parels op als ‘Good God’s Urge’ van Porno For Pyros, ‘Mighty Joe Moon’ van Grant Lee Buffalo, ‘Egyptology’ van World Party en nog veel meer veel te goed verborgen schatten. Ondertussen bleef ik ook nieuwe cd- en lp-releases kopen, die nauwelijks beluisterd werden, want ook mijn dag telt jammer genoeg slechts 24 uren. En dan te bedenken dat er meer dan 3 miljard playlists op Spotify staan, las ik onlangs in de recente editie van OOR. Welke idioot koopt er nu nog cd’s en vinyl als alles toch zo goed als gratis kan gestreamd worden? Deze idioot dus. Die mooie artefacten zijn in deze donkere tijd mijn laatste strohalmen om me terug te voeren naar het veel betere verleden.

Toen ik 13 was, droomde ik ervan om een enorme platencollectie te bezitten; een droom die ruim 30 jaar later werkelijkheid is geworden. Spotify zal nooit mijn zorgvuldig bijeen gespaarde muziekcollectie vervangen. Het zal maar eens gebeuren dat morgen dat hele vermaledijde internet ontploft of implodeert onder het gewicht van de bagger en haat die er dagelijks bij de vleet op uitgekotst wordt. Nee, dat groene monstertje gebruik ik alleen, zoals nu, tijdens het schrijven en op reis. Gedaan met een loodzware tas bomvol cd’s overal mee te zeulen. Dankzij Spotify hoeft de dertienjarige van nu niet meer over een enorme fysieke muziekcollectie te dromen. Hij tikt gewoon zijn Spotify app op zijn smartphone aan en beschikt over bijna alle muziek die ooit gemaakt werd. Alleen is de vraag of muziek beluisteren vandaag nog wel het allerbelangrijkste is in het leven van de hedendaagse dertienjarige. De jeugdhelden van vandaag zijn immers allang geen muziekhelden meer, maar youtubers, vloggers (zeg nooit vlogger tegen een youtuber en vice versa) en influencers op instagram. De Michael Jacksons en George Michaels van vandaag heten Pewdiepie en Enzo Knol. Ze maken geen muziek en zingen geen liedje, maar verkopen minutenlang onzin, die door de jeugd fel gesmaakt wordt. De jeugd luistert vandaag liever naar het oeverloze, hersenloze gelul van Enzo Knol dan naar de prachtige melancholiedjes van Tim Knol. De enige muziek die mijn negenjarige zoon Neil dit jaar leuk vond, was niet voor niets het reclamedeuntje van Mobile Vikings, een persiflage op de oude jaren ‘80-hit ‘Da da da’ van Trio. Dat reclamedeuntjes ooit nog hits zouden worden, werd overigens 25 jaar geleden in de film ‘Demolition man’ (met Sylvester Stallone) al voorspeld. Toen moesten we nog hartelijk lachen met dat grappig bedoelde toekomstbeeld; vandaag is het echter bittere realiteit geworden. Als dat zo doorgaat, staan er ons, oude muziekliefhebbers, nog barre, donkere, muzikale tijden te wachten; we ain’t heard nothing yet.