Heel wat nieuwe platen gekocht de voorbije week, maar de laatste dagen beluister ik dezelfde cd op endless repeat. Een cd nog wel, die niet eens op m’n cd aankooplijst stond. Totdat ik zaterdag in de winkel stond bij noenkel Gert. Wat het precies was, weet ik niet (laten we het voor het gemak “een onverklaarbare magische aantrekkingskracht” noemen), maar “iets” deed me toch ‘A weekend in the city’ van Bloc Party uit het rek plukken. Ik dacht nog bij mezelf: “Maar allee Roen, wat doet ge nu weer; dat is toch totaal niks meer voor u; dergelijke puberale onzin?!” Diezelfde avond, toen madam in de zetel in slaap gesukkeld was, nog een paar van die nieuwe aankopen beluisterd, waaronder dus ‘A weekend in the city’. Ja, ik weet het; ik hoor het u al denken: terwijl andere normale leeftijdsgenoten op dat moment naar hun hippermoderne LCD flatscreen (ik heb zelf zo’n ding trouwens) zitten te gapen of liggen te neuken, zit Roen cd’tjes te beluisteren. Vanaf de eerste tonen van openingstrack ‘Song for Clay (disappear here)’ was het echter meteen duidelijk dat ‘A weekend in the city’ best wel eens zou kunnen meevallen.”Logisch dat ze met één van de betere songs beginnen”, dacht ik nog.
Maar kijk, het daaropvolgende ‘Hunting for witches’ bleek nog stukken béter. Het opgejaagd klinkende ‘Hunting for witches’ is voor het angsttijdperk van nu wat ‘De bom’ van Doe Maar een kleine 25 jaar geleden was voor het wapenwedlooptijdperk van toen. Tegelijk doet ‘Hunting for witches’ je beseffen dat de toestand vandaag eigelijk gevaarlijker is dan toen: waar de vijand vroeger een gezicht had en zich achter het Ijzeren Gordijn bevond en wekelijks pochte over z’n tienduizenden op Westerse doelwitten gerichte raketten, is de vijand vandaag in onze grootsteden geïnfiltreerd en leeft hij anoniem onder ons, wachtend op het juiste moment om effectief toe te slaan. Hierdoor werd de laatste jaren een heuse heksenjacht ontketend; verschansen we ons in onze huizen; durven we nog nauwelijks buiten te komen, laat staan de bus te nemen want het zal je maar gebeuren dat er tegelijkertijd een licht ontvlambare zelfmoordterrorist meereist.
En de onrustwekkende berichtgeving gooit nog wat méér olie op het vuur waardoor de angst alleen maar aangewakkerd wordt en vreemdelingen méér dan ooit vermeden worden; een gegeven dat perfect verklankt en verwoord wordt in het unheimliche ‘Where is home’; gemuteerde aardedonkere drum’n bass dat zowaar het inmiddels 10 jaar oude ‘New forms’ van Roni Size in herinnering roept. ‘Where is home’ verwoordt op sublieme wijze het ongetwijfeld alomtegenwoordige gevoel bij eender welke allochtone medemens of ie nu in Londen, Madrid, Brussel of Galmaarden woont. Het gevoel van er niet bij te horen; ook al behoort ie tot de tweede generatie. Alle cordons sanitair en alle vormen van racismebestrijding ten spijt. Racisme lééft nu eenmaal bij een groot deel van de autochtone bevolking en een allochtoon voelt, als ware hij een opgejaagd dier, die onderhuids broeiende haat tegenover zijn persoon perfect aan. De kracht van ‘Where is home’ is dat het geen aanklacht is; er zit ten hoogste wat opgekropte woede in. Maar meer nog dan dat is het de perfect getoonzette machteloosheid vanwege het besef, alle overheidsinspanningen ten spijt, nérgens bij te horen.
‘Waiting for the 7.18’ en het briljante ‘Uniform’, dat halverwege vanuit stilstand plots 240 km/u versnelt, zijn dan weer pijnlijk herkenbaar voor iedereen: ondanks alle comfort en alle mogelijk denkbare ontspanningsmogelijkheden waarover we tegenwoordig beschikken, voelen we ons doodongelukkig. We blijven kicks opzoeken, maar niets kan ons nog verrassen. Omdat het nieuwe er al láng af is. Het nihilistische ‘Uniform’ is daarom hét anthem bij uitstek voor de moderne gefrustreerde, verzuurde antidepressiva slikkende mens. Voor u en mij dus. De naar Coldplay neigende softrock van heerlijk melodieuze songs als ‘Kreuzberg’ en ‘Sunday’ verklaren die frustratie. We hebben namelijk gewoon de tijd niet om volop te genieten van al wat dit digitale tijdperk ons biedt. We zijn gebonden aan een dagelijks strak, hels ritme waarin we zelfs zoiets als liefde in onze bomvolle agenda moeten vastleggen. Het gevoel van “we worden geleefd” werd nooit eerder beter gevat als in deze beide songs. Logisch dan ook dat er met heimwee wordt teruggedacht aan een tijd waarin alles beter was in ‘I still remember’. Een tijd, die echter nooit meer terugkomt, zo doet het afsluitende, uitzichtloos klinkende ‘SRXT’ beseffen. Gelukkig bieden de moderne dancerock track en tevens fantástische single ‘The prayer’ en de met cocaïne overgoten moderne hyperballad ‘On’ het nodige tegenwicht om tussendoor te bekomen van het zwaarmoedige karakter van ‘A weekend in the city’.
Tot mijn grote verbazing tekent Bloc Party met ‘A weekend in the city’ voor een nieuwe Mijlpaal in de rockgeschiedenis door op sublieme wijze de huidige tijdsgeest te vatten. ‘A weekend in the city’ is dan ook het huidige heersende nihilisme in moderne rockmuziek verklankt. Opvallend daarbij is, en dat is net de sterkte van de plaat, dat de songs nergens tekstueel ontsporen; nergens wordt er opgeroepen tot revolutie, nergens is er sprake van enige vorm van rebellie. Waarom zouden we ook? De huidige maatschappij is té gecompliceerd geworden waardoor simplistische rebellie misplaatst zou zijn. Punk is dood, de hippie idealen zijn al láng vergeten en de teenage angst van de Grunge hebben wij, de jonge dertigers, inmiddels verkocht in ruil voor een duur klinkend diploma en dito management functie. Voor wie dit echter niet aankan, is er altijd nog wel plaats in één van de talrijke uitzichtloze, grijze callcenters. Onze frustraties ventileren we via onze blogs. Met deze keiharde realiteit drukt Bloc Party ons met het meesterlijke ‘A weekend in the city’ met de neus in de feiten. Niet meer, niet minder. 9/10