Februari 2004 : Grant Lee Phillips – Virginia Creeper

De cd-releasestroom kwam zoals altijd ook dit jaar in februari weer stilaan op gang. Met ‘Feels like home’ van Norah Jones werd meteen zelfs het eerste grote kanon van 2004 in stelling gebracht. Blue Note bracht het album nét voor Valentijn uit en daardoor was het meteen een commercieel schot in de roos. Van een sterke marketingzet gesproken! Nochtans zullen heel wat kopers van ‘Feels like home’ zich nadien wellicht bekocht hebben gevoeld. Wie immers een doorslagje verwachtte van millionseller ‘Come away with me’ kwam bedrogen uit. Nochtans klonk ‘Feels like home’ bij de eerste beluisteringen vanwege de subtiele en zuinige arrangementen als het logische vervolg op ‘Come away with me’. Maar Norah Jones verliet op ‘Feels like home’ de rokerige jazzy nachtclub om het sluitingsuur in de saloon van een passende soundtrack te voorzien. Daardoor kwam de piano die zo nadrukkelijk aanwezig was op de succesvolle voorganger meer op de achtergrond terecht ten gunste van smaakvolle akoestische gitaren en hier en daar een pedal steel. Deze stijlbreuk leidde zelfs tot het huppelende bluegrass-duet ‘Creepin’ in’ met country coryfee Dolly Parton! Hoewel ik met het sfeervolle ‘Feels like home’ de koude winteravonden doorkwam, vond de plaat nadien nooit meer de weg terug naar mijn cd-speler. 

Hetzelfde lot ondergingen ook de uitstekende platen van Joss Stone (‘The soul sessions’), Lhasa (‘The living road’) en Lisa Gerrard & Patrick Cassidy (‘Immortal memory’). ‘Mindstalking’ van Lunascape en ‘Awcmon Noyoucmon’ van Lambchop leverde ik zelfs onverbiddelijk in bij een tweedehandswinkel. Hoewel zowat alle recensies bijzonder lovend waren, klikte het niet tussen mij en deze platen. In ieder geval heb ik het nu wel gehad met Lunascape en Lambchop. Hun muziek deed mij voor de zoveelste keer op rij helemaal niks, waardoor ik eventuele nieuwe cd’s van beide groepen in de toekomst wijselijk links zal laten liggen. Ook een tegenvaller van formaat was ‘The battle for everything’ van Five For Fighting, terwijl het vorige ‘America town’ zo’n heerlijke roadplaat was. Omdat de cd toch enkele sterke momenten bevatte heb ik hem maar gehouden, maar ik heb hem sinds de aanschaf niet meer beluisterd.

En nu ik toch met de tegenvallers bezig ben: Met ‘Shadows collide with people’ stak het fenomeen John Frusciante voor het eerst dit jaar de kop op. De stergitarist van The Red Hot Chili Peppers smeet nadien namelijk nog enkele platen in ons gezicht. Ik ben de tel inmiddels kwijt geraakt, maar indien Frusciante van alle platen die hij dit jaar uitgebracht heeft de sterkste momenten had verzameld op één cd, was die cd ongetwijfeld in mijn eindlijstje beland.  En indien Courtney Love en Melissa Auf der Maur de krachten nog éénmaal hadden gebundeld voor een allerlaatste Hole-plaat dan had die duivelse samenwerking wellicht in een Grote Rockplaat geresulteerd. Nu kregen we echter tegelijkertijd twee halfslachtige soloplaten van beide dames voorgeschoteld. Daarbij klopte Auf der Maur de plaat van America’s sweetheart ruimschoots op punten. Auf der Maur werkte voor haar titelloze soloplaat samen met het Queens Of The Stone Age-kamp, waardoor ze een modern rockjasje aangemeten kreeg. Courtney Love van haar kant recycleerde voor haar plaat op smaak- en respectloze wijze de riffs van wijlen echtgenoot Kurt Cobain en maakte zich onsterfelijk belachelijk door het jonge zangertje van The Strokes te stalken.

Werd er in februari dan helemaal niets uitgebracht dat de moeite waard was? Wel, er was de tot de verbeelding sprekende limited edition in de vorm van een kalender mét zwart koordje van ‘The Silja symphony’ van het Nederlandse At The Close Of Every Day. Helaas nodigde het zwaarmoedige concept rond het gezonken schip de Estonia niet bepaald uit tot veelvuldige consumptie van het album. Ook de eerste hype van het jaar was in februari al een feit. Hoewel ik aanvankelijk moeite had met het titelloze debuutalbum van Franz Ferdinand ging er toch een magische kracht uit van dat album. Tegen de zomer was ik dan ook hélemaal verkocht en mijn buren hadden tijdens zonnige dagen het voorrecht te mogen genieten van mijn zangcapaciteiten terwijl stuiterende rocksongs als ‘Take me out’, ‘This fire’, ‘The dark of the matinée’, ‘Michael’ en ‘Darts of pleasure’ voor de zoveelste keer over de vallei van de Bosberg schalden. Hoewel ik het debuut van Franz Ferdinand dus een uitstekend album vind, zal het vanwege het té hoge karaoke-gehalte toch geen hoge plaats opeisen in mijn eindlijstje. ‘Echoes in the engine room’ van het Limburgse Mint was ook al in datzelfde bedje ziek, maar kon minder lang boeien dan dat wonderlijke debuut van Franz Ferdinand. Toch zit er groeipotentieel in Mint en hopelijk krijgen ze de kans om een mooie cd-catalogus uit te bouwen. ‘Echoes in the engine room’ is alvast een solide fundering.

En zo blijven er met ‘Virginia creeper’ van Grant-Lee Phillips en ‘Stop all the world now’ van Howie Day 2 platen over waarvan ik er één moet selecteren voor mijn eindlijstje. Een hartverscheurende keuze meteen, want beide platen zijn dan ook bloedmooi. Ik was eerst geneigd om te kiezen voor de plaat van Howie Day, maar die bevat bij nader inzien naast een tiental voortreffelijke poprocksongs ook enkele vullertjes, waardoor het album iéts te langdradig is. Bovendien refereert ‘Stop all the world now’ aan iets té veel platen om een eigen smoel te hebben. Zo brengen de galmende produktie en de melancholiedjes het wonderlijke debuut van Novastar in herinnering. Maar ook ‘The bends’ van Radiohead, ‘Urban hymns’ van The Verve, ‘Alone with everybody’ van Richard Ashcroft en ‘A rush of blood to the head’ van Coldplay springen spontaan voor de geest bij het beluisteren van dit album. En dan vind ik die genoemde platen toch nét ietsje beter dan het album van Howie Day. Ik kies dus voor de plaat van ex Grant Lee Buffalo-opperhoofd Grant-Lee Phillips. Zijn zalvende ‘Virginia creeper’ doet me immers met weemoed terugdenken aan de rustige songs op de 2 eerste platen ‘Fuzzy’ en ‘Mighty Joe Moon’ van zijn groep Grant Lee Buffalo. Openingstrack ‘Mona Lisa’ klinkt even sierlijk als z’n titel en daarna serveert Phillips ons nog 9 verrukkelijke op klassieke leest geschoeide roots-liedjes. Kers op de taart is Phillips’ versie van ‘Hickory wind’, de Gram Parsons-klassieker. Hoewel Phillips niets toevoegt aan het origineel lijkt de song hem op het lijf geschreven. En zo werd ‘Virginia creeper’ een perfect album. Eentje dat niet seizoensgebonden bleek en bovendien ook nog opbeurend werkte. Dankzij ‘Virginia creeper’ hing in februari de lente al een beetje in de lucht. Er dringt zich dan ook een overzicht van de maand maart op in de volgende blog-update!