Er komt de laatste jaren heel wat mooie muziek uit de IJslandse geisers gespoten en met ‘Summer make good’ van Múm haalde ik in april nog een stukje IJsland in huis. Nu heb ik het doorgaans wel voor dit soort betoverend mooie, sprookjesachtige IJslandse muziek. Vooral de platen van Sigur Ros zijn essentiële albums in mijn cd-collectie geworden. En ook ‘Summer make good’ had dat gerust kunnen zijn, indien het irritant valse kinderstemmetje van de zangeres de buitenaards mooie muziek niet verpest had. Na een proefperiode van één week had het lieve kind me zodanig de gordijnen ingejaagd met haar kattengejank dat ik ‘Summer make good’ omruilde voor een ander album. Dat werd Duyster-favoriet ‘Misery is a butterfly’ van Blonde Redhead. En hoewel de zangeres van deze groep gevaarlijk dicht in de buurt kwam van het onzalige timbre van de Múm-chanteuse kon deze cd me wél bekoren. Het iele stemgeluid van de zangeres in combinatie met de in een mysterieuze mist gehulde bevreemdende muziek had iets magisch en klonk als de perfecte soundtrack bij ‘Alice in Wonderland’. After Forever daarentegen, kon me met hun sprookjes-metal op hun nieuwste plaat ‘Invisible circles’ dan weer niet bekoren en ik leverde de schitterende limited edition wegens chronisch plaatsgebrek in mijn cd-kasten onlangs in bij een tweedehandswinkel.
De beste zaakjes doe je tegenwoordig overigens niet in de tweedehandswinkel, maar bij winkelketen Media Markt. Daar tref je mits een beetje geluk redelijk recente cd’s tegen dumpingprijzen aan. Media Markt hanteert immers het principe dat cd’s die niet door het mainstream-publiek gekocht worden dan maar respectloos moeten behandeld worden door ze in lompe uitverkoopbakken te gooien. Het gewone volk haalt toch z’n schouders op voor die bakken en loopt er met een grote boog omheen. De échte muziekliefhebbers daarentegen kunnen in zo’n bakken mits een beetje geduld en enig speurwerk op enkele pareltjes stuiten. Zo trof ik in zo’n uitverkoopbak tussen allerhande rotzooi ook enkele pareltjes voor slechts 2 euro aan, waarvan het wondermooie, verstilde ‘Spending time with Morgan’ van Ane Brun de meest recente cd was. Helaas kwam deze plaat eind vorig jaar uit, waardoor ze niet in aanmerking komt voor een nominatie voor het eindlijstje van dit jaar. Ook met ‘Chutes too narrow’ van The Shins haalde ik in april alsnog een parel van 2003 in huis. Tenminste, dat wilden de lyrische recensies me doen geloven. En inderdaad, The Shins klinken als The Beach Boys van deze tijd en maakten met ‘Chutes too narrow’ de ‘Pet sounds’ van de 21ste eeuw. Dit is dan ook een album dat over 40 jaar nog steeds moeiteloos bovenaan in allerhande albumlijstjes zal staan. Maar gezien dit dus een album was uit 2003, telt het net als het album van Ane Brun ook niet mee bij de samenstelling van het eindlijstje van dit jaar. Jammer.
De prijs voor ‘single van de maand’ gaat overigens naar The Veils voor hun fantàstisch mooie ‘Lavinia’. Helaas kwam geen enkele andere track op het album ‘The runaway found’ ook maar enigszins in de buurt van deze monumentale klassesong. En kan er mij eens iemand komen uitleggen wat iedereen heeft met de ferm overroepen suffe folkrock van de fulltime op een wolk drijvende Sufjan Stevens? Zijn ‘Seven swans’ bracht mij, in tegenstelling tot de verzamelde muziekpers, namelijk niét in de zevende hemel. Van de hemel gesproken: daar vertoeft sinds een dik jaar country-monument Johnny Cash en van daaruit bezorgde hij ons ‘My mother’s hymn book’ dat een mooie aanvulling bleek op de ‘American recordings’-reeks en bovendien ideaal gezelschap was tijdens de grillige april-avonden. Ideaal voer als achtergrondmuziek bij een gourmet-avond waren dan weer de poppy jazz-cd’s van Jamie Cullum en Diana Krall. Maar dat klinkt misschien wat respectloos, want tenslotte maakte Diana Krall met ‘The girl in the other room’ haar beste cd tot nog toe. De helpende hand van echtgenoot Elvis Costello zal daar wel voor iets hebben tussen gezeten. En ook vlotte jongen Jamie Cullum verraste met zijn geïnspireerde, doorleefde bewerkingen van evergreens op zijn fel gesmaakte album ‘Twentysomething’.
En hoe zat het met de Belgen in de maand april? De drie dulle grieten van Laïs verkenden op hun nieuwe plaat ‘Douce victime’ andere, Oosterse getinte muzikale horizonten. De K3 voor mijn generatie had het in hun promotalk bij dit nieuwe album over ‘een experimentele overgangsplaat’, daarmee op voorhand al lastige vragen counterend. Het resultaat was een halfslachtige, bij momenten ronduit vervelende plaat, waardoor ik vrees dat ‘Douce victime’ eerder de zwanenzang is van de groep in plaats van een overgangsplaat. Vanwege het onverwachte commerciële succes met haar soloplaat ‘Kleine blote liedjes’ kondigde zangeres Eva De Roovere haar vertrek aan bij Kadril. Nieuws dat insloeg als een donderslag bij heldere hemel in folkmiddens. En een ferme kaakslag voor de rest van de groep, want dit nieuws kwam vrijwel meteen na de release van het schitterende nieuwe album ‘Aloma negra’ waarvoor Kadril samenwerkte met de Spaanse groep Alumea. Gorki ging met ‘Plan B’ de ingeslagen weg op de vorige cd ‘Vooruitgang’ voort en dat resulteerde wat mij betreft in de beste Gorki-plaat sinds de klassieker ‘Hij leeft’. Bovendien pende Luc De Vos met ‘Een schaduw in de schemering’, ‘Engeland’ en het grungy ‘Prins van de duisternis’ alweer enkele instant Gorki-classics bijeen die aanspraak maken om op een eventuele toekomstige nieuwe Gorki-verzamelaar te verschijnen. Maar dé beste Belgische plaat van de maand april kwam uit het godvergeten Jezus-Eik, waar Iwein Segers met de rest van zijn Groep Jezus het schitterende ‘This land is ours’ bedacht. In de melancholische songs weerklonken de echo’s van The Smiths en ook zanger Iwein Segers kan niet ontkennen dat hij een groot Morrissey-fan is. Hopelijk is het recente nieuws dat Groep Jezus zou gesplit zijn een slechte grap en maakt de volgende Groep Jezus-plaat kans om in een toekomstig eindlijstje te pronken. ‘This land is ours’ is daar alleszins de ideale glijbaan toe.
Een serieuze kans voor ‘album van de maand april’ maakte ‘Trampin” van Rockpriesteres Patti Smith. ‘Trampin” is dan ook gezegend met een aantal politiek geladen, bezielde songs die bovendien in een heerlijk uitgepuurd rockgeluid gestoken werden. Helaas duurt ‘Trampin” met de tweekoppige draak ‘Gandhi’ en ‘Radio Baghdad’ dik 20 minuten te lang. Met dergelijke non-songs haalde Patti Smith ook al de drive uit haar 3 vorige platen en daardoor is ook ‘Trampin” geen vijfsterrenplaat geworden. Gelukkig was er in april Allison Moorer met haar nieuwe prachtplaat ‘The duel’, zodat ik tenminste een valabele kandidaat overhoud voor mijn eindlijstje. Aanvankelijk vreesde ik voor deze plaat, want met haar vorige album ‘Miss fortune’ balanceerde Moorer gevaarlijk op de flinterdunne grens met aalgladde Nashville popcountry. Iets wat ze blijkbaar zelf ook besefte, want met ‘The duel’ mat Miss Moorer zich een stevig rootsrock-geluid aan, dat aanleunt bij het recente plaatwerk van Bonnie Raitt en Steve Earle. Het resulteerde in vurige roots-songs als ‘I ain’t giving up on you’ en ‘One on the house’. Maar ook in beklemmende, intense songs als het titelnummer en ‘Sing me to sleep’, waarin Moorer duelleert met demonen uit het verleden. Het is echter met haar krachtige, gloedvolle gouden strot dat Allison Moorer met ‘The duel’ de beste platen van Bonnie Raitt pas écht ruimschoots overtreft. ‘The duel’ is dan ook de terechte ‘plaat van de maand april’.