In juni organiseerden madam en ik ons eerste tuinfeest van het jaar en dat leverde mij onder andere een cd-cadeaubon op. Jammer genoeg van de verkeerde winkel. Maar een gegeven paard kijk je niet in de bek en dus ruilde ik de bon in de niet nader genoemde winkel in voor de cd ‘Drill a hole in that substrate and tell me what you see’ van Jim White. Enkele jaren geleden kocht ik al White z’n vorige uitstekende cd ‘No such place’, maar zijn nieuwe cd bleek nog stukken béter. Niet verwonderlijk als je weet dat de nieuwe cd door niemand minder dan miskend muzikaal genie Joe Henry geproduced werd. Bovendien werkten er nog wel meer respectabele artiesten mee aan het niet in een hokje te stoppen ‘Drill a hole…’. Zo zong Aimee Mann het adembenemende duet ‘Static on the radio’ naar ongekende hoogten en verleende Mary Gauthier haar vocalen voor het hemelsmooie ‘Phonebooth in heaven’. En ook Chocolate Genius, Bill Frisell, M. Ward en The Sadies leverden subtiele muzikale bijdragen voor fraaie gelaagde songs als het verstilde ‘Bluebird’, het coole ‘Combing my hair in a brand new style’ en het magnifieke ‘Borrowed wings’.
Totaal andere koek was ‘The human equation’, de nieuwste indrukwekkende conceptplaat van Ayreon. Bij het vorige Ayreon project ‘The dream sequencer / Flight of the migrator’ dacht ik nog dat de Nederlandse multi-instrumentalist Arjen Anthony Lucassen de top wel bereikt had en gewoon niet meer beter zou kunnen. Maar kijk, het ronduit adembenemende ‘The human equation’ is op alle gebied de overtreffende trap van zijn voorganger geworden. Wellicht vanwege het feit dat Lucassen deze keer afweek van zijn gebruikelijke concept over verleden en toekomst. Lucassen kroop deze keer in het brein van iemand die na een zwaar auto-ongeval in coma ligt. De ervaringen en emoties die het slachtoffer gedurende 20 dagen meemaakt in het schemergebied tussen leven en dood werden verspreid over 2 cd’s in 20 tot de verbeelding sprekende songs. Net zoals voor z’n vorige Ayreon projecten kon Lucassen ook nu weer rekenen op een indrukwekkende waslijst muzikale gasten. Zo gaf niemand minder dan Dream Theater frontman James LaBrie een stem aan het hoofdpersonage en gaven andere metalgoden als Devin Townsend, Eric Clayton, Heather Findlay en Irene Jansen gestalte aan de andere personages. Ondanks de inbreng van deze in metalland klinkende namen ontstijgt ‘The human equation’ het genre moeiteloos. De plaat is namelijk dankzij een mengelmoes van Folk, Pop, Metal, ProgRock, Blues, Gothic,… dan ook een indrukwekkende geluidstrip geworden zonder dat daarbij ‘de song’ uit het oog verloren werd, zodat de plaat werkelijk voor iederéén toegankelijk is. Maar ook voor wie op zoek is naar écht inventieve, vernieuwende muziek is ‘The human equation’ een absolute aanrader. Ik heb dit jaar alleszins zalig genoten van deze prikkelende, meeslepende muziek.
Hierbij dringt de vraag zich op of het nog wel zin heeft om verder te zoeken naar dé ultieme cd van 2004. Want eigenlijk eindigt de zoektocht bij dit fenomenale ‘The human equation’. Toch kan je dit adembenemende totaalspektakel dat Ayreon hier voor de zoveelste keer op rij brengt onmogelijk aanduiden als ‘plaat van het jaar’. Het gaat hier immers om zoveel méér dan ‘een plaat’. ‘The human equation’ is dan ook een Magistraal Kunstwerk van een totaal andere orde. Dit werkstuk verdient eerder de titel van ‘beste soundtrack bij een imaginaire film’. Gezien ook soundtracks niet meetellen in de samenstelling van mijn eindlijstje duid ik dan maar ‘Drill a hole in that substrate and tell me what you see’ van Jim White aan als ‘plaat van de maand juni’.
Toch was het ‘A ghost is born’ van Wilco dat in juni door de verzamelde muziekpers onder de superlatieven bedolven werd. De meeste recensenten haalden zelfs voor het eerst dit jaar de term ‘plaat van het jaar’ boven. Iets wat ik totaal niet begreep. Had ik misschien een àndere plaat gekocht? Een mens zou immers beginnen twijfelen. Zo vond iedereen het 15 minuten durende ‘Less than you think’ hét absolute hoogtepunt van de plaat. Dan moét ik beslist een vals exemplaar van de cd gekocht hebben! De versie van ‘Less than you think’ die ik op mijn exemplaar aantrof, leek namelijk eerder op een minuten aanslepende, ellendige, enerverende alarmsirene dan op een oorstrelende popsymfonie. En ook de rest van het album bestond slechts uit half uitgewerkte ideeën waar de rest van de wereld de meest geniale popsongs sinds The Beatles scheen in te herkennen. Fuck de rest van de wereld! ‘A ghost is born’ vind ik de grootste hoop gebakken lucht die ik dit jaar gehoord heb! Nah!
Ook de tweede plaat van Bebel Gilberto werd me langs alle kanten warm aanbevolen. Gezien ik altijd wel te vinden ben om nieuwe, mij onbekende muziek te ontdekken, kocht ik ‘Bebel’ dan maar. Hoewel haar debuutplaat van enkele jaren geleden naar het schijnt een Godswonder is, vond ik haar nieuwe plaat echter een suffe Zuid-Amerikaanse light-versie van Björk. De kenners wilden het niet met zoveel woorden gezegd hebben, maar ook zij vonden Gilberto’s tweede plaat enigszins tegenvallen. Dan was het debuut van The Devastations een veel mooiere ontdekking. Ik kocht deze moeilijk verkrijgbare plaat dankzij een laaiend enthousiaste recensie op Cutting Edge. Van deze recensie bleek geen woord gelogen, want op hun debuut brachten The Devastations daadwerkelijk zowel het kalmste van Nick Cave als het mooiste van Tindersticks in herinnering.
Met ‘The will to death’ kwamen we in juni een oude bekende tegen. Na het halfslachtige ‘Shadows collide with people’ was dit de tweede plaat al dit jaar van de hyperactieve John Frusciante. Ondanks de uitgebluste indruk die de titel van de plaat geeft, was ‘The will to death’ een véél betere plaat dan z’n voorganger. Een tegenvaller van formaat was dan weer het luidruchtig aangekondigde debuut van Velvet Revolver. Op papier zag het er nochtans veelbelovend uit: Ex-Guns N’ Roses-legendes Slash, Matt Sorum, Duff McKagan en ex-Stone Temple Pilots-strottenhoofd Scott Weiland verenigd in één supergroep. Op plaat viel het echter ferm tegen. Velvet Revolver vuurde op hun debuut ‘Contraband’ enkel maar losse flodders af. Ik was er niet van onder de indruk en greep uit nostalgie nog eens terug naar de écht zware artillerie op ‘Appetite for destruction’ van Guns N’ Roses. Dan debuteerden The Blueskins stukken overtuigender met het explosieve ‘Word of mouth’. Helaas kreeg die plaat, hoewel uitgebracht door het hippe Domino-label, veel minder aandacht in vergelijking met het Velvet Revolver-gedrocht. De weinige recensenten die ‘Word of mouth’ echter wél opgemerkt hadden, waren er terecht laaiend enthousiast over. PJ Harvey kreeg dan weer overwegend lauwe reacties op haar nieuwe album ‘Uh huh her’. Nochtans keerde Harvey op haar nieuwe plaat terug naar de intense, beklemmende sfeer van haar klassieke album ‘To bring you my love’, waardoor ik ‘Uh huh her’ beter kon appreciëren dan de experimentele voorgangers ‘Is this desire’ en ‘Stories from the city, stories from the sea’. Harvey deed me met ‘Uh huh her’ opnieuw huiveren en dat was dus alweer enkele plaatjes geleden. De laatste keer dat ik Sonic Youth écht goed vond was in 1992 met hun meest toegankelijke album ‘Dirty’. Ik heb het namelijk niet voor het experimentele Sonic Youth dat te horen was op de albums die nadien kwamen. Die albums leken uren te duren wegens de ellendig lange uitgesponnen geluidscollages van door elkaar verweven oersaai, nergens heen leidend gitaargepingel. Maar dan was daar in juni plots het nieuwe album ‘Sonic nurse’. Sonic Youth verraste hiermee door deze keer eens niét de songs nodeloos lang te rekken en verving het gitaargepingel door puntige, rake gitaarriffs. Hoewel sommige songs nog boven de vijfminutengrens uitkwamen, primeerde op ‘Sonic nurse’ de melodie en dat resulteerde nog eens in 10 voltreffers op rij. Ook The Charlatans keerden na enkele groovy, experimentele uitstapjes op hun nieuwe album terug naar de melodie. ‘Up at the lake’ werd daardoor hun beste plaat sinds ‘Tellin’ stories’ uit 1997 en met 60’s klinkende, aanstekelijke songs als ‘Loving you is easy’, ‘Cry yourself to sleep’ en ‘Dead love’ gaven ze alle hippe retrogroepjes een stevig lesje in retro rock. ‘Up at the lake’ werd daardoor onverwachts één van mijn absolute favoriete platen tijdens de warme zomerdagen van 2004.
Dé ultieme zomerhit van dit jaar kwam overigens van het Belgische Delavega, die met het zwoele ‘Surely’ mijn terras omtoverden tot een zonovergoten strand-met-palmbomen. Ook de rest van het uitstekende 6 tracks tellende titelloze mini-album smaakte beslist naar meer. Hopelijk komt hierop dan ook een volwaardig vervolg in 2005. Toch was het maar een magere Belgische oogst in juni. Want naast het mini-album van Delavega, kocht ik met ‘Go’ van Sarah Bettens nog een bescheiden mini-album. ‘Go’ telde slechts 5 oerdegelijke, makkelijk meezingbare college-rock niemendalletjes in de beste K’s Choice-traditie, maar kon lang niet zo beklijven als het veel betere debuut van Delavega. Nog meer niemendalletjes waren te vinden op de derde soloplaat van Patti Scialfa. Mevrouw Bruce Springsteen maakte ondanks de medewerking van manlief op ’23rd street lullaby’ een lusteloze, ongeïnspireerde indruk en vandaag herinner ik me geen enkele song meer van dit nutteloze, totaal overbodige album. Ook van de zoveelste Cowboy Junkies-cd ‘One soul now’ is me niets bijgebleven. Gelukkig kocht ik de limited edition die de aankoop van deze cd enigszins rechtvaardigde. Die versie bevatte namelijk een bonus-cd waarop de Cowboy Junkies geïnspireerde bewerkingen maakten van ‘Thunder Road’ (Bruce Springsteen), ‘Seventeen seconds’ (The Cure), ‘Lungs’ (Townes Van Zandt), ‘Darkness, darkness’ (Jesse Colin Young) en ‘Helpless’ (Neil Young). Los Lobos kampte op hun nieuwe album ‘The ride’ met een writer’s block en recycleerde dan maar een aantal oude songs. Toch werkte deze zomerse, vurige cocktail van Rhythm & Blues, Texmex, Alt.country en Americana dankzij de vocale bijdragen van onder andere Elvis Costello, Mavis Staples, Richard Thompson, Tom Waits en Bobby Womack érg aanstekelijk tijdens de weinige zwoele zomeravonden. Voor dé ideale soundtrack tijdens de weinige snikhete zomermiddagen zorgde Jim Lauderdale dan weer met zijn drumloze, pure, schitterende americana-plaat ‘Headed for the hills’. Dat had ook ‘Mystic theatre’ van The Creekdippers kunnen zijn, maar ex-Jayhawks frontman Mark Olson en echtgenote Victoria Williams gaven op deze plaat eerder een uitgebluste indruk.
En uitgeblust ben ik ook na deze ellenlange blog. In juni verschenen er dan ook zoals vanouds nog een pàk platen voor het zomerreces, hetgeen zich dan ook vertaalde in mijn hierboven beschreven talrijke cd-aankopen. Gelukkig verschenen er in de vakantiemaanden juli en augustus een pak minder cd’s. Alles daarover in een volgende blogupdate!