Juli 2004 : Mark Lanegan Band – Bubblegum

Dé verantwoordelijke voor de sombere zomer van 2004 was niet God of één of ander natuurfenomeen, maar Mark Lanegan. Met het pikdonkere album ‘Bubblegum’ zorgde hij er immers voor dat het in juli en augustus al een beetje herfst werd. Ideaal weer voor mij dus vorige zomer en dus trokken madam en ik met ‘Bubblegum’ in de auto cd-speler meermaals richting Ardennen, Bouillon. ‘Bubblegum’ bevat immers met het heerlijk wegscheurende ‘Hit the city’, het tegendraadse, verschroeiende ‘Sideways in reverse’, het als een stoomtrein voortdenderende ‘Methamphetamine blues’, het huppelende ‘Head’ en het bloednerveuze ‘Can’t come down’ enkele heerlijke roadsongs. Maar het is met de uit de bocht vliegende superieure roadsong ‘Driving death valley blues’ dat er eindelijk iemand in geslaagd is een waardige opvolger voor dé ultieme roadsong – ‘Highway to hell’ van AC/DC – te schrijven. Een gevaarlijke song, dat Duivelse ‘Driving death valley blues’, want mijn madam had dikwijls de neiging om de snelheidsmeter naar rechts te jagen telkens wanneer het voorbijkwam. Ook bij de nachtelijke ritten bood ‘Bubblegum’ de perfecte soundtrack bij het grillige, mysterieuze decor van de streek rond Bouillon. Geen gebrek immers aan pikdonkere, sfeerrijke ballads op ‘Bubblegum’. Zo krijg je meteen een kijk in de diepste, donkerste krochten van Lanegan z’n ziel in de neerslachtige, verstikkend intense openingstrack ‘When your number isn’t up’; een zelfmoordsong waar geen sprankeltje hoop meer in zit. Lanegan sleept zich middels de levensmoeë tekst doorheen het nummer en het laatste restje leven sijpelt samen met de druppelende, treurige pianoklanken weg in de goot. ‘Zielig’ kan je misschien denken, maar zo klinkt het nummer allesbehalve. Lanegan klaagt immers niet, maar klinkt berustend; hij wéét dan ook, gezien zijn drugs- en drankverleden, waarover hij het heeft in die song. Hetzelfde unheimliche gevoel dat je tijdens dit nummer bekruipt, komt iets verderop tijdens het kille, desolate ‘Wedding dress’ en de vunzige smeerlappenblues ‘Like little Willie John’ nog enkele keren terug. Geen gebrek aan duetten ook op ‘Bubblegum’: het hemelsmooie ‘One hundred days’ is een bluesy duet met Chris Goss waaruit blijkt dat Lanegan en Goss mekaar vocaal perfect aanvullen. Het withete ‘Hit the city’, het bloedmooie ‘Come to me’ en het ontzettend mooie, breekbare miniatuurtje ‘Bombed’ doen vervolgens hopen dat Mark Lanegan en PJ Harvey ooit eens een volledige duettenplaat zullen opnemen.  De sfeer en intensiteit van ‘Come to me’ herinnert overigens aan Harvey haar ‘To bring you my love’-album, maar ook aan ‘Henry Lee’, het duet van Harvey en Nick Cave op diens ‘Murder Ballads’-album.Tenslotte zijn er nog de indrukwekkende slepers ‘Morning glory wine’, ‘Strange religion’ en het afsluitende ‘Out of nowhere’; het soort gevoelige ballads waarin Lanegan zijn roestbruine, van nicotine doordrongen en met whiskey overgoten stem het beste tot uiting komt. Dat alles maakt van ‘Bubblegum’ een modern Meesterwerk voor de Rockmuziek van de 21ste eeuw; een klassieker in spe, waarvan we de naklanken wellicht nog op vele toekomstige platen zullen terughoren. Nochtans vreesde ik aanvankelijk het ergste voor ‘Bubblegum’. Dat kwam omdat ik de EP ‘Here comes that weird chill’, die Lanegan z’n muzikale koerswijziging eind 2003 aankondigde, slecht had verteerd.  Niet dat Lanegan op ‘Here comes that weird chill’ verzandde in oeverloos geëxperimenteer. Integendeel, zelfs de herfstige, donkere sfeer van z’n 5 vorige soloplaten bleef hierop intact. Alleen was de muzikale invulling deze keer anders. In plaats van een warme, traditionele inkleuring van zijn songs, opteerde Lanegan voor een kil, modern rockgeluid. Gezien ik een logisch vervolg had verwacht op ‘Field songs’, Lanegan z’n laatste soloplaat uit 2001, was ik aanvankelijk dan ook zwaar teleurgesteld in de nieuwe muzikale aanpak op deze EP. Uiteindelijk bleek het een goeie zet van Lanegan om zijn publiek eerst via een EP te confronteren met zijn nieuwe, modernere geluid. Daardoor was je als het ware voorbereid op ‘Bubblegum’. Want hoewel ‘Bubblegum’ de lijn van ‘Here comes that weird chill’ doortrekt, klikte het wonderwel meteen vanaf de eerste bedwelmende noten van openingstrack ‘When your number isn’t up’ tussen mij en ‘Bubblegum’. Het resultaat is dat ‘Bubblegum’ nu al één van de meest beluisterde platen uit mijn collectie geworden is en zelfs na die ettelijke tientallen luisterbeurten heeft het album nog steeds niets aan kracht ingeboet.

Och ja, voor ik het vergeet: in juli kocht ik naast ‘Bubblegum’ ook nog enkele andere, minder vaak beluisterde albums: De tegenvallende, doodsaaie nieuwe platen van Badly Drawn Boy (‘One plus one is one’), Kings Of Convenience (‘Riot on an empty street’) en Christine McVie (‘In the meantime’). Voorts ook nog de uitstekende metalplaat ‘Once’ van Nightwish, de uitmuntende livedubbelaars ‘Live in Hyde Park’ van The Red Hot Chili Peppers en ‘Benaroyal Hall’ van Pearl Jam, de overbodige verzamelaar ‘Wonderful world’ van Eva Cassidy, de overgangsplaat ‘Botsjeribo’ van Ambrozijn en de charmante retrorockplaat ‘Free the bees’ van The Bees. Een speciale vermelding geef ik tenslotte nog aan ‘In between evolution’ van The Tragically Hip, die hiermee hun beste plaat sinds ‘Grace’ uit 1995 uitbrachten. Het oerdegelijke, goudeerlijke ‘In between evolution’ klonk vanwege de ouderwetse, ongecompliceerde, pure gitaarrock aagenaam en verfrissend in de oren. Helaas ging deze plaat geruisloos voorbij, maar dat lag eigelijk niet aan u. Zowat alle muzikale media haalden immers hun neus op voor deze sympathieke plaat en je las of hoorde dus bijna nergens iets over deze plaat. Schande!