21. Kris Kristofferson: This old road
Oude krijger Kris Kristofferson stelt zich op het warme ‘This old road’ bijzonder kwetsbaar op. Blijkbaar wilde hij samen met producer Don Was zijn ‘American recordings’ plaat maken en dat is hem nog vrij goed gelukt ook, getuige de hoge, doch terechte positie die ik ‘This old road’ in mijn top 50 toeken. ‘This old road’ is alleszins een betere plaat dan het, aanvankelijk ook door mezelf trouwens, wat overschatte ’12 songs’ van Neil Diamond en producer Rick Rubin. Kristofferson klinkt echter nergens zo dreigend en innemend als Cash, maar dat was blijkbaar ook de bedoeling niet. Kristofferson kijkt berustend, doch niet gelaten terug op zijn rijkgevulde leven in 11 spaarzaam aangeklede, aangenaam klinkende songs, waardoor ‘This old road’ ietwat overkomt als Kristofferson z’n muzikaal testament. Het was dan ook intussen al dik 10 jaar geleden dat Kristofferson nog eens met een nieuwe studioplaat naar buiten kwam.
22. Guy Clark: Workbench songs
Guy Clark leerde ik pas kennen met z’n vorige cd ‘The dark’ uit 2002. Eén van mijn favoriete cd’s van dat jaar, maar desondanks ging ik niet op zoek naar het vroegere werk van Clark. Daar kwam afgelopen zomer verandering in toen ik het nieuwe ‘Workbench songs’ kocht. Daarop komt de oude outlaw een stuk vinniger voor de dag dan op ‘The dark’. Bovendien verraden songs als het hilarische, maar tegelijk maatschappijkritische “Analog girl?” waar iemand als een John Hiatt de mosterd gehaald heeft. In ieder geval vond ik ‘Workbench songs’ zo’n schitterende singer/songwriter plaat, dat ik meteen de hele back catalogus van Clark bestelde en kocht.
è http://www.myspace.com/guyclark
23. Wannes Van de Velde: In de maat van de seizoenen
Mijn derde favoriete Belgische cd van het jaar. Wannes Van de Velde is op z’n 70ste scherper dan ooit, getuige zijn ronduit fantástische nieuwe cd ‘In de maat van de seizoenen’. Jaja pubertjes, lach maar: De oude wijze Wannes komt met z’n authentieke, pure, goudeerlijke, warme, menselijke muziek 10.000 keer krachtiger en overtuigender over dan 10.000 Tools samen. Hij bewijst tot 16 keer toe dat je geen overweldigende peperdure productie, noch een batterij aan opgefokte gitaren en donderdrums nodig hebt om tot de luisteraar door te dringen. Van het op Bob Dylan’s ‘Masters of war’ geïnspireerde ‘Oorlogsgeleerden’ dat eerder al te vinden was op de cd ‘De nomaden van de muziek’ uit 2000 en dat Wannes hier nog eens herneemt voor wie het destijds gemist mocht hebben, krijg je het nog altijd koud. Wat mij betreft is het de beste Belgische song allertijden, al was het maar omwille van die laatste huiveringwekkende strofe “Crepeert voor mijn paart / en liefst nog vandaag / en ik volg uw kist / liever rap als te traag / en ik zal u zien zakken / in de vredige grond / en ik schrijf op uw graven: ‘gevaarlijken hond’” Zonde dat zo’n machtige song niet in de longlist voor 100 op 1 opgenomen werd! Maynard James Keenan zal nog hard mogen brullen wil hij ooit de intensiteit van die tekst overstemmen.
24. Fred J. Eaglesmith: Milly’s cafe
Het betere Amerikaanse levenslied. Dat brengt Fred Eaglesmith tot 10 keer toe op zijn nieuwe cd ‘Milly’s cafe’. Tien ontroerende, melancholische liedjes over “het leven zoals het is” op het Amerikaanse platteland. Zo belicht Eaglesmith in de fraaie opener ’18 wheels’ de eenzaamheid van truckers on the road of laat hij 2 cowboys op leeftijd herinneringen ophalen aan vroeger in het gevoelige ‘Rocky’. Velen zullen dit een kabbelend zeurplaatje vinden, maar als je jezelf verliest in de boeiende, tot de verbeelding sprekende verhalen van Eaglesmith, dan besef je dat Eaglesmith eigelijk de Amerikaanse Martin Heylen is. Ik vond en vind ‘Milly’s cafe’ in ieder geval na –tig beluisteringen nog steeds een bloedmooie americana-cd!
25. Kevn Kinney’s S.T.A.R.: Comin’ round again
Tweede en daarmee de hoogst genoteerde Rosa Records release in mijn top 50, deze ‘Comin’ round again’ van Kevn Kinney’s S.T.A.R. Een ruwe, ongepolijste countryblues diamant die met het iets te banale ‘Kinda like you’ slechts één enkel dipje kent. Want voor de rest stapelen de hoogtepunten zich hier op. Kevn Kinney verkeert duidelijk in bloedvorm op ‘Comin’ round again’, hetgeen meteen al blijkt uit het openende titelnummer: een ziedende countryrocker waarin Kinney bericht over de gevolgen na de passage van orkaan Katrina in New Orleans. Het ontsporende ’40 miles of mountain road’ en de briesende bluesrockers ‘Blues on top of blues’ en ‘Chattahoochie coochie man’ zijn vervolgens uit hetzelfde stevige hout gesneden, waarna Kinney in het met sprankelend akoestisch gitaarspel gezegende ‘The country song’ en ‘Sometimes I wish I didn’t care’ wat gas terugneemt. Maar hét onbetwiste hoogtepunt van de plaat bereikt Kinney met de gloedvolle rootspop van ‘Covered by an underground umbrella’; één van mijn favoriete songs van het jaar. Eigelijk besef ik nu pas dat plaats 25 eigelijk te laag is voor deze ongelooflijk knappe plaat. Maar het is te laat; de kaarten zijn geschud. Toch weet ik nu al dat ik ‘Comin’ round again’ de komende jaren vaker zal beluisteren dan de meeste van de 24 hoger genoteerde cd’s.
è http://www.myspace.com/kevnkinney
26. Tandy: Did you think I was gone?
Alweer een plaat die eind vorig jaar verscheen, maar waarover ik u hier 2 weken geleden al berichtte. Om het me gemakkelijk te maken, zal ik daarom mezelf nog eens herhalen:
In de meeste recensies wordt de grillige americana van Tandy met Wilco en The Band vergeleken, maar die vergelijkingen zijn te vaag vind ik. Toen ik het aardedonkere ‘Did you think I was gone’ de eerste keer beluisterde, moest ik eerder denken aan het kalmste van Led Zeppelin en de mysterieuze bluesy folkrocksongs uit ‘Strays’, dat fantastische debuut uit 1994 van het al lang vergeten Junkhouse. Deze beide invloeden worden overduidelijk wanneer ze samenvloeien in ‘Misery boys’ waarin Tandy schaamteloos de zangmelodie van ‘Gimme the love’ van Junkhouse steelt en deze met de vioolmelodie van Led Zeppelins ‘Kashmir’ combineert. Ook fans van Kevn Kinney moeten ‘Did you think I was gone’ op z’n minst eens uitlenen in de plaatselijke mediatheek want zowel het licht hese stemtimbre van zanger Mike Ferrio als de rauwe muzikale inkleding sluiten nauw aan bij Kinney. In ieder geval: prachtplaat, die je aandacht vanaf de spooky openingstrack ‘I’m the werewolf’ tot en met de laatste uitstervende, nasmeulende noten van het middernachtelijke, afsluitende titelnummer vasthoudt.
27. Hyacinth House: Hyacinth House
Net als ‘Barely touching it’ van Thomas Denver Jonsson kwam tegelijkertijd ook het titelloze debuut van Hyacinth House vanuit Zweden Roen’s Ranch binnen gewaaid. Net als Jonsson grossiert ook Hyacinth House in alt.country, maar dan eerder van het ongrijpbare soort. Beeld u een alt.country versie in van Madrugada of indien dit niet lukt: denk aan de 2 eerste platen ‘Fuzzy’ en ‘Mighty Joe Moon’ van Grant Lee Buffalo. Songs als ‘New day arising’, ‘On a train’ en ‘Ghost town’ waarin de spookachtige sfeer leidt tot ijzersterke songs, groeien na meerdere beluisteringen uit tot dé hoogtepunten van de plaat. Elders teert Hyacinth House te veel op dat mystieke sfeertje, maar dat is muggenzifterij. Wie zich nog eens wil laten verrassen door muziek moet maar eens aankloppen bij Hyacinth House.
è http://www.myspace.com/wwwhyacinthhousese
28. Elliott Brood: Ambassador
Met ‘Ambassador’ van de Canadese band Elliott Brood wist ik meteen van bij de eerste beluistering dat ik een bijzonder plaatje in handen had. Meermaals doemde tijdens het beluisteren de geest van wijlen Sixteen Horsepower op in de gitzwarte death country-songs, die klinken alsof ze uit een verlaten steenkoolmijn gehouwen werden. Net als Sixteen Horsepower creëert ook Elliott Brood een hypnotiserend, beklemmend sfeertje middels opzwepende akoestische gitaren en een bezwerende banjo. Alleen zanger Mark Sasso ontbeert dat manische, dat angstaanjagende van onheilsprediker David Eugene Edwards. Maar dat is niet erg, want anders was Elliott Brood een kopie geweest van Sixteen Horsepower. Nu mag Elliott Brood dankzij het indrukwekkende, mysterieuze debuut ‘Ambassador’ de waardige, langverwachte opvolger van het grote Sixteen Horsepower genoemd worden.
è http://www.myspace.com/elliottbrood
29. Thomas Denver Jonsson: Barely touching it
‘Barely touching it’ van de Zweed Thomas Denver Jonsson was maandenlang niet te verkrijgen via de gewone weg (lees: cd winkel) en gezien ik de wubbes krijg van het woord “onlineshop” bleef ik dan maar geduldig wachten totdat de cd ook hier “officieel” verscheen. Maar het was het wachten waard, want met zijn tweede cd slaagde Jonsson er namelijk in zijn indrukwekkende debuut ‘Hope to her’ uit 2003 schijnbaar moeiteloos te overtreffen. Op het meesterlijke ‘Barely touching it’ vond Jonsson het moeilijke evenwicht tussen hartverwarmende countryfolkballads enerzijds en gloedvolle countryrocksongs anderzijds, waardoor het een waar genot was om de cd steeds weer te herbeluisteren. ‘Barely touching it’ zou echter nog hoger gescoord hebben in mijn top 50 indien Jonsson een iets aangenamer, toonvaster stemtimbre zou hebben. Nu lijkt hij immers wel een alt.country-versie van Will Oldham, terwijl zijn songs van het kaliber Ryan Adams zijn.
è http://www.myspace.com/thomasdenverjonsson
30. Bonnie ‘Prince’ Billy: The letting go
Ik heb in het geheel niets tegen artiesten die platen aan de lopende band schijten.
Integendeel zelfs; stel u bv. maar eens voor dat Ryan Adams 2 van zijn 3 vorig jaar verschenen meesterwerken in de vuilbak had gesmeten. Liever zo’n artiesten die op dergelijke manier tenminste blijk geven van een ongebreidelde creativiteit, dan de honderden ongetalenteerde bandjes die al genoeg moeite moeten doen om hun tweejaarlijkse contractueel verplichte plaat klaar te krijgen. Ook Will Oldham is zo’n artiest die in een kleine 15 jaar al méér platen uitgebracht heeft dan om het even welke over het paard getilde zogenaamde sterartiest in een hele carrière. Dat neemt echter niet weg dat de output van Oldham nogal wisselvallig is. Zijn laatste echt goeie plaat, het meesterwerk ‘I see a darkness’, dateerde alweer van 1999, waarna een hele reeks mindere platen volgden. Het werd dus zo langzamerhand tijd dat Oldham nog eens een essentiële plaat uit zijn weelderige baard schudde. Oldham zocht en vond inspiratie in Ijsland, hetgeen resulteerde in het naar Oldham-normen rijkelijk gearrangeerde ‘The letting go’, dat Oldham uitbracht onder het pseudoniem Bonnie ‘Prince’ Billy. ‘The letting go’ bleek eindelijk nog eens een betoverend mooie plaat die dankzij de spookachtige, etherische vocalen van bosnimf Dawn McCarthy naar een nog hoger niveau getild werd.