41. Ray Wylie Hubbard – The Grifter’s Hymnal
THE BEATLES! Zo, heb ik nu uw aandacht? Want jazeker, niemand minder dan Ringo Starr zingt, handklapt, gitareert en cymbaleert mee op de nieuwe plaat van Americana grootvader Ray Wylie Hubbard! Bon, het is slechts op één nummer: het door Ringo Starr zelf geschreven catchy ‘Coochy coochy’, maar kom. Het betekent toch dat je al enige naam en faam verworven hebt als je iemand als Ringo Starr bereid vindt om op je plaatje te komen meedoen. Jammer dan ook dat ‘The grifter’s hymnal’ niet tot het allerbeste plaatwerk van Hubbard gerekend kan worden, maar zelfs dan nog stelt Hubbard ook deze keer niet teleur. De bezwerende robuuste voodoo countryblues giert en dendert weer heerlijk drie kwartier lang over de verroeste treinsporen in de goudmijn van een door God, de Duivel en Klein Pierke verlaten spookdorpje in the Far West.
42. Darrell Scott – Long Ride Home
De nieuwe plaat van Darrell Scott is jammer genoeg één van de vele slachtoffers van mijn vernieuwde muziekbeleving dit jaar. In voorgaande jaarlijsten zou deze ‘Long ride home’ dan ook ongetwijfeld op z’n minst de top 20 gehaald hebben. In ieder geval heeft Scott z’n interimjob van ’n paar jaar geleden bij de Band Of Joy van Robert Plant hem duidelijk geen windeieren gelegd, want alleen al de name dropping van de gastmuzikanten en gastvocalisten in het cd-hoesje leest als de indrukwekkende cast van een Oscar winnende film: Dennis Crouch, Kenny Malone, Guy Clark, Tim O’Brien, Rodney Crowell en Patty Griffin zijn nog maar de bekendst klinkende namen uit de Americana wereld die hun medewerking verleenden aan deze ‘Long ride home’. Een plaat die niets minder is dan een ode aan de country muziek waarmee Scott opgroeide en die Scott opdraagt aan z’n vorig jaar overleden moeder van wie hij de oude country muziek met de paplepel, euhm, ingelepeld kreeg.
43. Old Crow Medicine Show – Carry Me Back
De gezelligste plaat van het jaar. Is het cowpunk? Toch niet in de traditie van Hank III of Th’ Legendary Shack Shakers. Nee, Old Crow Medicine Show is eerder een energieke rock ’n roll band die echter louter akoestische instrumenten bespelen en zodoende ergens uitkomen op een bluegrass-versie van Buddy Holly. Of een rock ’n roll-versie van Chatham County Line; ’t is maar hoe je het bekijkt. Nooit deden ze hun kunstje beter dan op deze vierde plaat ‘Carry me back’, waarvan alle 12 songs stuk voor stuk catchier zijn dan ‘Call me maybe’, ‘I follow rivers’ en ‘Somebody that I used to know’ samen.
44. Ben Bedford – What We Lost
Townes Van Zandt heeft een nieuwe plaat gemaakt! Het kan immers niet anders of de geest van Van Zandt maakte zich meester over het lichaam van Ben Bedford toen deze laatste aan de opnames van ‘What we lost’ begon. Dat was toch meteen mijn gedachte bij de openingstrack ‘John the baptist’ en die gedachte hield stand tot en met de wondermooie afsluiter ‘Guinevere is sleeping’. Niet te verwonderen eigenlijk, want toen ik Ben Bedford enkele jaren geleden live in Toogenblik zag, drukte hij meermaals zijn bewondering uit voor de Texaanse Legende, zowel in z’n bindteksten, zijn songs als in de covers die hij vertolkte van Van Zandt. Nu besef ik pas dat Ben Bedford één van de meest minzame singer-songwriters is die ik ooit sprak en de hand drukte. Een rustige kerel ook, die kontent is met wat hij heeft en met wat hij kan bereiken middels zijn muziek. Bedford schreeuwt niet om aandacht; hij laat z’n songs voor zich spreken. De huidige mziekwereld in het algemeen en Americana land in’t bijzonder heeft nood aan méér mensen zoals Ben Bedford.
45.Malcolm Holcombe – Down The River
In oktober gaf ik forfait voor het traditionele jaarljikse concert van Malcolm Holcombe in Toogenblik. Gezien ik de kans groot acht dat Holcombe de volgende jaren nog wel eens terugkomt, koos ik ervoor om diezelfde avond naar het concert van Boris McCutcheon & The Salt Licks in de gezellige steakhouse saloon Cowboy Up in Waardamme te gaan. Het werd geen onvergetelijk concert van Boris & co zoals 2 jaar voordien in In The Woods in Lage Vuursche, maar toch had ik me mijn keuze niet beklaagd. Toch is het jammer dat ik Malcolm Holcombe zijn nieuwe songs niet live heb horen brengen, want dan had er misschien een hogere plaats ingezeten voor ‘Down the river’. Of misschien zijn we de voorbije 6 jaar gewoon te verwend geweest door de stuk voor stuk sterke platen die Malcolm ons geschonken heeft, want de kwaliteit op ‘Down the river’ ligt zeker niet lager. Bovendien moest ik mezelf eens in de ogen wrijven toen ik in het cd-hoesje las dat Steve Earle, Darrell Scott, Kim Richey en de Koningin van de Country heurzelve Emmylou Harris onze Malcolm een muzikaal handje hadden toegestoken. Nooit gedacht immers, dat ik die namen ooit nog zou tegenkomen op een cd van Malcolm Holcombe!
46. Nels Andrews – Scrimshaw
Concerten brachten me dit jaar in heel wat exotisch klinkende locaties in Nederland: in januari zag ik Matty Charles in Theater de Wegwijzer in Nieuw en Sint Joosland. In juli nam ik de veerboot naar het eilandje Tiengemeten om daar Otis Gibbs live te zien in de Herberg Tiengemeten. En in april belandde ik in Landgoed Thedingsweert in Kerk-Avezaath voor een concert van Nels Andrews. Ik had enkele jaren geleden een indrukwekkend concert van Nels Andrews en z’n band gzien in de kapel van Roepaen en daarom wilde ik hem best nog wel eens live zien. Temeer omdat ik net zijn nieuwe cd ‘Scrimshaw’ gekocht en goed bevonden had. Deze keer had Andrews slechts twee muzikale begeleiders mee: gitarist Jonathan Goldberger en de geniale multi-instrumentalist Brandon Seabrook, die er ook in 2009 al bij was. Het was deze laatste die in Kerk-Avezaath alle aandacht naar zich toetrok vanwege zijn experimentele begeleiding: Seabrook streelde het ene moment subtiel z’n mandoline als was het kostbaar porselein om het volgende moment diezelfde mandoline met een strijkstok te lijf te gaan en zodoende te laten kermen van de pijn. Tijdens een volgende song ging hij de AM-band van een oude radio af, op zoek naar passende geluiden. Dat deel van het publiek dat gekomen was voor een rustig, kabbelend concert was eraan voor de moeite. Maar ik genoot met volle teugen: de nieuwe songs van Andrews kregen dankzij Seabrook z’n sublieme improvisaties een extra dimensie die ze op de plaat jammer genoeg ontberen. Jammer inderdaad, want indien Seabrook ook tijdens de opnames in de studio z’n gangen had mogen gaan, dan was ‘Scrimshaw’ een nog betere plaat geworden. Nu is ‘Scrimshaw’ een knappe, sfeervolle singer-songwriterplaat die helaas nergens uit de band springt. Dat is weliswaar genoeg voor plaats 46 in mijn jaarlijst maar er had, zoals het concert bewees, zoveel meer in gezeten.
47. Caroline Herring – Camilla
Net als bij Malcolm Holcombe ontbrak het mij aan een concert van Caroline Herring om overtuigd te raken van de kwaliteit van haar nieuwe songs. Of misschien geldt net als bij de nieuwe plaat van Holcombe dat gewenning een hinderlijke rol speelt bij het beluisteren van een nieuwe plaat van Caroline Herring. In ieder geval is het de eerste keer dat ze de top 10 van mijn jaarlijst niet haalt en dat licht heus niet aan het feit dat ze mij 3 jaar geleden ontvriendde op facebook. In haar plaats zou ik namelijk hetzelfde gedaan hebben. Volgend jaar ga ik haar in ieder geval terug live zien en hopelijk moet ik dan toegeven dat ik ‘Camilla’ nu ondergewaardeerd heb.
48. Tift Merritt – Traveling Alone
Met haar vorige plaat ‘See you on the moon’ ondernam Tift Merritt een krampachtige poging om toe te treden tot de mainstream, maar het resultaat klonk als een poor man’s version van Taylor Swift. En dat voor iemand die met haar tweede plaat ‘Tambourine’ uit 2004 beloofde uit te groeien tot de Carole King van deze tijd. Het kan verkeren. Ook nu voor haar nieuwe plaat ‘Traveling alone’ werden duidelijk kosten noch moeite gespaard om Tift Merritt aan een welverdiende doorbraak te helpen. Misschien dat het deze keer wel eens zou kunnen lukken, want op ‘Traveling alone’ neemt Tift Merritt revanche voor haar mislukte vorige poging door terug te keren naar datgene waar ze écht goed in is: prachtige tot de verbeelding sprekende songs schrijven in het muzikale kleedje dat haar het mooiste past: dat van de pure Americana. Reken daarbij nog eens de muzikale hulp van klinkende namen als John Convertino, Marc Ribot en Andrew Bird en je beseft dat het met deze plaat ‘nu of nooit’ is voor Tift Merritt.
49. Mark Knopfler – Privateering
Wat doet een grijze, ongevaarljike muis als Mark Knofpler in mjin jaarlijst? Goh ja, Knopfler is natuurlijk een gemakkelijke schietschijf voor de muziekpolitie, maar zelf geniet ik steeds van iedere soloplaat van Knopfler. En ze worden steeds beter, zijn soloplaten. Ze bevatten altijd wel een handvol razendknappe songs en op ‘Privateering’ krijg je zelfs je beide handen vol want Knopfler maakte er een dubbelaar van. Overdreven volgens de meeste recensenten; hij had er gemakkelijk één sterke plaat van kunnen maken, beweren ze. Daar valt natuurlijk wel iets van te zeggen en ik heb ook mijn persoonlijke favoriete songs op beide cd’s (‘Seattle’! ‘Redbud tree’! ‘Privateering’! ‘Go, love’!) en andere songs die ik als vullertjes beschouw. Maar dat is het ‘m net: dit is typisch zo’n plaat waarop ieder wel zijn eigen favoriete songs heeft. Wat voor de ene een vullertje is, is voor de andere een hoogtepunt en vice versa. En daarom had Mark Knopfler gelijk om geen enkele song te schrappen en ‘Privateering’ dan maar als dubbelaar op de markt te gooien. Parels voor de zwijnen alweer en dus uitsluitend voor wie al fan was, helaas.
50. Bruce Springsteen – Wrecking Ball
Voor het eerst in deze eeuw haalt Bruce Springsteen de top 10 van mijn jaarlijst niet. Enerijds vanwege de draak ‘Rocky ground’ dat me om de één of andere reden altijd aan Michael Jacksons ‘Heal the world’ doet denken. Anderzijds heb ik een dubbel gevoel bij deze plaat: Springsteen bedoelt het misschien allemaal goed, maar zijn eerlijkheid en betrokkenheid komen deze keer wat geforceerd over. Als miljonair is het dan ook niet makkelijk om je te verplaatsen in de situatie van de honderdduizenden slachtoffers van de huidige wereldwijde crisis. Maar kom, hij probéért tenminste. Hij had evengoed ‘foert’ kunnen zeggen, maar omdat hij nog altijd maar al te goed beseft dat hij als arbeiderskind in een arbeidersmilieu opgroeide, doét hij tenminste iets en het levert met de eerste 7 songs in ieder geval krachtige strijdliederen op. Nu alleen nog gratis concerten geven of beter nog: zoals Woody Guthrie destijds de straat optrekken, zodat die strijdliederen tenminste hun doelpubliek bereiken.